Spraak- taalontwikkelingsproblemen bij kinderen (TOS)
Men spreekt van een vertraagde spraak-taalontwikkeling als de spraak en de taal van het kind duidelijk achterblijven of negatief afwijken in vergelijking met leeftijdgenootjes.
Soms komen problemen met de spraak en taal los van elkaar voor, maar zij kunnen ook samen voorkomen.
In onze praktijk hebben alle logopedisten zich geschoold in het behandelen van complexe taalontwikkelingsstoornissen. Wij hebben allen kennis van en ervaring met diverse behandelmethodes voor kinderen die niet of nauwelijks spreken en voor kinderen met TOS en spraakproblemen, zoals onder andere: Communicatieve Taaltherapie, Hodson en Päden, Metaphon, FIT, TOLK, WESP.
Bij een vertraagde taalontwikkeling (TOS) kunnen zich problemen voordoen in het taalbegrip, de taalvorm, de taalinhoud en/of het taalgebruik. Bij problemen in het taalbegrip vindt het kind het moeilijk om de taal te begrijpen. Bij problemen in de taalvorm blijven zinnen kort en ongestructureerd, er is sprake van grammaticaal onjuiste, ofwel ‘kromme’ zinnen en er is moeite met de woordvorming. Bij problemen in de taalinhoud kan er sprake zijn van een kleine woordenschat en is het begrijpen en vertellen van verhalen moeilijk. Er wordt vaak over dezelfde vertrouwde onderwerpen gepraat, het is lastig om buiten het hier-en-nu te vertellen en het is moeilijk om de voorkennis van de gesprekspartner in te schatten. Bij het spreken zijn vaak stopwoorden, denkpauzes of herhalingen in de zinnen hoorbaar. Tevens kan er sprake zijn van woordvindingsproblemen.
Bij problemen in het taalgebruik zijn er problemen met het gebruiken van taal in de communicatie en zijn er moeilijkheden in de communicatievoorwaarden; bijvoorbeeld beurtgedrag, luisteren en oogcontact in gesprekssituaties.
Een vertraagde taalontwikkeling kan samenhangen met andere stoornissen, zoals een spraakontwikkelingsachterstand, een algehele ontwikkelingsachterstand, een informatieverwerkingsprobleem, een auditief verwerkingsprobleem of een gehoorprobleem. Tevens spelen de mogelijkheden van het kind, psychologische factoren, sociale factoren en de aard en hoeveelheid taalaanbod een rol.
Bij een vertraagde spraakontwikkeling spreekt het kind niet goed in vergelijking met leeftijdgenootjes. Bijvoorbeeld: het kind spreekt (nog) niet of opvallend minder; het spreekt nog niet alle klanken goed uit, het spreken is minder goed verstaanbaar.
Jonge kinderen spreken de woorden meestal onvolledig uit. Bijvoorbeeld ’toe’ voor ‘stoel’, ‘ba’ voor ‘bal’. Sommige kinderen blijven langer dan normaal uitspraakfouten maken. Dit kan de verstaanbaarheid zodanig beïnvloeden dat het kind zich soms niet duidelijk kan maken.
Op de leeftijd van drie jaar spreken kinderen vrijwel alle medeklinkers goed uit, als deze voorafgegaan of gevolgd worden door een klinker, zoals in ‘poes’. Tussen drie en vier jaar ontwikkelen kinderen de dubbele medeklinkers in een woord, zoals de SP in spin. Een kind van vijf jaar spreekt de meeste klanken goed uit en spreekt ook langere woorden goed uit, zoals ‘limonade’.
Een vertraging in de spraakontwikkeling geeft problemen: het kind wordt door de omgeving niet begrepen en het kan zich niet goed uiten. Dit kan tot gedragsproblemen leiden: het kind wordt opstandig en driftig als het niet wordt begrepen of het gaat zich juist steeds meer terugtrekken. Ook het leren op school kan moeizamer verlopen.
Een vertraagde spraak- / taalontwikkeling kan samenhangen met andere stoornissen zoals slechthorendheid of een algehele achterstand. Meer het komt ook voor dat het kind slecht spreekt zonder dat er een duidelijke oorzaak voor gevonden wordt.
Vroeg onderkennen
Het is van groot belang dat een vertraagde spraak-/taalontwikkeling zo vroeg mogelijk wordt onderkend. Een kind heeft van 0 tot 6 jaar een gevoelige periode voor het leren spreken en het leren van de taal. De manier waarop het kind taal leert, is van grote invloed op de verdere taal- en denkontwikkeling. Wanneer het taalniveau aan de basis niet goed is, zal dit effect hebben op de verdere taal-/denkontwikkeling. Hierdoor kunnen leerproblemen en sociaal-emotionele problemen ontstaan. Wanneer het kind moeite heeft met begrijpen of zichzelf niet duidelijk kan maken, kan het bepaald negatief gedrag gaan vertonen. Zo kan het kind bijvoorbeeld angstig, boos of agressief worden. Ook kan een vertraagde taalontwikkeling negatieve gevolgen hebben voor het leren lezen en het begrijpend lezen.
Gewoonlijk zijn het de ouders of verzorgers die zich op een bepaald moment ongerust maken over het spreken van hun kind. Advies van een logopedist is dan zeker op zijn plaats. Als het kind zich gaat terugtrekken omdat het niet wordt begrepen, moet eveneens deskundige hulp worden ingeroepen.
Wat doet de logopedist?
De logopedist doet uitgebreid en zorgvuldig onderzoek naar de taal en de spraak van het kind. Het is belangrijk zo veel mogelijk informatie te verzamelen, zodat er zo gericht mogelijk aan de spraak-/taalontwikkeling kan worden gewerkt. Dat begint bij een eerste gesprek met het kind en met de ouders. Tijdens het eerste gesprek wordt onder meer duidelijk wat de hulpvraag is, wat de achtergrond van het kind is en wat ouders zelf hebben gedaan om de spraak-/taalontwikkeling te stimuleren.
Bij het spraak-taalonderzoek wordt gebruik gemaakt van diverse gestandaardiseerde tests, zoals bijvoorbeeld de Schlichtingtest voor taalbegrip en taalproductie, de CELF-4-NL, CELF-preschool, het Nederlands Articulatie Onderzoek. Met deze tests wordt de spraak-/taalniveau van het kind in vergelijking met zijn leeftijdsgenootjes bepaald. Er wordt onder andere gekeken naar de articulatie, het taalbegrip, de woordenschat, de zinsvorming, de communicatieve vaardigheden en de auditieve vaardigheden. Naar aanleiding van de uitslagen van de taalonderzoeken en verzamelde informatie wordt een diagnose gesteld. In overleg met de ouders wordt een plan gemaakt om zo gericht mogelijk aan de taalontwikkeling te kunnen gaan werken. Bij de behandeling wordt gewerkt met diverse methodes om de spraak en de taal van het kind te stimuleren. Hierbij wordt onder andere gebruik gemaakt van Communicatieve taaltherapie, Metaphon, Hodson en Päden en PROMPT.
De logopedische behandeling is zowel direct als indirect.
Bij een indirecte therapie legt de logopedist de ouders uit hoe ze het kind tot spreken kunnen stimuleren. De ouders leren hoe ze in allerlei dagelijkse situaties extra aandacht aan de spraak en taal van het kind kunnen besteden. Het kind krijgt op deze manier veel mogelijkheden om spraak en taal te koppelen aan ervaringen.
Bij de directe therapie werkt de logopedist met het kind. De logopedist werkt aan de opgestelde behandeldoelen. De logopedist traint bijvoorbeeld het taalbegrip en verbetert het luistergedrag; er wordt gewerkt aan de woordenschat, de zinsbouw en de uitspraak. Bij kinderen die nog niet of nauwelijks spreken, krijgen de voorwaarden om tot spreken te komen aandacht: het gebruiken van taal voor een bepaald doel, het imiteren van een ander, het oogcontact, het nemen van beurten. Daarnaast wordt de spraak en het taalgedrag van het kind in de gaten gehouden en wordt daar zo goed mogelijk met de eigen spraak en het eigen taalaanbod op ingespeeld. Samenwerking met de ouders is uiterst belangrijk. Ouders worden nauw bij de behandeling betrokken, zodat de spraak-/taalontwikkeling ook thuis goed gestimuleerd kan worden en het kind de kans krijgt om de spraak en taal zo goed mogelijk te kunnen ontwikkelen. De ouders of verzorgers worden zoveel mogelijk bij de behandeling betrokken. In de therapie worden rekening gehouden met de totale ontwikkeling van het kind, de eventueel bijkomende problemen en de mogelijkheden in het gezin van het kind. Tevens is het zinvol om samen te werken met leerkrachten en andere behandelaars, zodat er zo effectief mogelijk aan de hulpvraag kan worden gewerkt.
Behandeling van een vertraagde spraak-/ taalontwikkeling leidt vaak tot een betere communicatie, met name wanneer de vertraagde spraak/taalontwikkeling op jonge leeftijd wordt onderkend en behandeld.
Bron: www.logopedie.nl
© Niets van deze site mag worden overgenomen zonder schriftelijke toestemming van de praktijkhouder.